Na lang wachten is op 1 januari 2024 de Omgevingswet in werking getreden. Daarmee is onder meer de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) vervangen. In dit artikel gaan we in op de belangrijkste gevolgen voor de toepassing van de Wet Bibob. We zetten de voor Bibob relevante wijzigingen op een rij (paragraaf 1), bespreken hoe het Bibob-onderzoek eruit komt te zien (paragraaf 2) en gaan in op de consequenties voor het Bibob-beleid (paragraaf 3).
In de bijlage bij dit artikel lichten we voor de echte liefheber de omgevingsvergunningplichten en de meer technische wijzigingen daaromtrent nader toe. De Bibob-medewerkers die zich niet tot in detail in de Omgevingswet willen verdiepen, kunnen deze bijlage ook overslaan en volstaan met het artikel zelf.
1. Wijzigingen
De Omgevingswet brengt een aantal veranderingen mee, voornamelijk met betrekking tot het toepassingsbereik van de Wet Bibob (paragraaf 1.1). Ook worden omgevingsvergunningen bij overschrijding van de beslistermijn niet meer van rechtswege verleend (paragraaf 1.2).
1.1 Toepassingsbereik
De Wet Bibob kon onder de Wabo worden toegepast op omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouw en milieu en voor aanlegactiviteiten.[1] Onder de Omgevingswet kan de Wet Bibob worden toegepast op:
omgevingsvergunningen voor bouwactiviteiten;[2]
omgevingsvergunningen voor omgevingsplanactiviteiten;[3]
omgevingsvergunningen voor milieubelastende activiteiten;[4]
omgevingsvergunningen op grond van een waterschapsverordening;[5]
aanvragen om een wijziging van het omgevingsplan vast te stellen.[6]
Omgevingsvergunningen
We gaan hier kort in op de omgevingsvergunningen voor bouwactiviteiten en voor omgevingsplanactiviteiten. Vanwege het technische karakter van (wijzigingen in) de omgevingsvergunningplichten wat niet direct van belang is voor het uitvoeren van een Bibob-onderzoek, verwijzen wij voor een uitgebreidere toelichting op de omgevingsvergunningplichten, ook voor omgevingsvergunningen voor milieubelastende activiteiten en omgevingsvergunningen op grond van de waterschapsverordening, naar de bijlage bij dit artikel.
Voor veel activiteiten waarvoor op grond van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk nodig was, is nu geen omgevingsvergunning meer nodig voor een bouwactiviteit. In veel van deze gevallen is echter wel een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit nodig waarop de Wet Bibob kan worden toegepast.
Dit heeft te maken met de zogeheten knip die met de Omgevingswet wordt gemaakt in omgevingsvergunningen voor bouwactiviteiten. Onder de Wabo was een omgevingsvergunning nodig voor het bouwen van een bouwwerk.[7] Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen werd zowel getoetst aan technische criteria uit het Bouwbesluit 2012[8] als aan ruimtelijke criteria uit het bestemmingsplan.[9] Onder de Omgevingswet is de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk opgeknipt in een technische vergunning (voor een bouwactiviteit)[10] en een ruimtelijke vergunning (voor een omgevingsplanactiviteit).[11] Voor het bouwen van een bouwwerk kan dus zowel een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit nodig zijn.
De mogelijkheid om de Wet Bibob toe te passen op omgevingsvergunningen voor omgevingsplanactiviteiten betekent een uitbreiding van het toepassingsbereik van de Wet Bibob. Gemeenten kunnen in het omgevingsplan vele activiteiten vergunningplichtig maken, zoals het bouwen van een bouwwerk, het splitsen van een woning, het verrichten van dienstverleningsactiviteiten, het opslaan van drijfmest, het innemen van een standplaats, het verrichten van aanlegactiviteiten, het houden van dieren en het afwijken van geluidswaarden en geurnormen. Daarmee kan de Wet Bibob in potentie op omgevingsvergunningen voor diverse omgevingsplanactiviteiten worden toegepast.
Verder was de Wet Bibob onder de Wabo niet van toepassing op omgevingsvergunningen voor planologisch strijdig gebruik.[12] Nu is het wel mogelijk om een Bibob-onderzoek uit te voeren bij een omgevingsvergunning(aanvraag) voor een activiteit in strijd met het omgevingsplan, een zogeheten buitenplanse omgevingsplanactiviteit. In het omgevingsplan kan bijvoorbeeld zijn bepaald dat het niet is toegestaan om een gebouw te gebruiken voor detailhandel of kamerverhuur of om grond te gebruiken voor het storten van afvalstoffen. Wil een persoon een dergelijke activiteit verrichten, dan heeft diegene daarvoor een omgevingsvergunning voor een (buitenplanse) omgevingsplanactiviteit nodig waarop de Wet Bibob kan worden toegepast.
Aanvraag wijziging omgevingsplan
Het verrichten van een activiteit in strijd met het omgevingsplan is echter niet alleen mogelijk met een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, maar ook door het omgevingsplan zelf te wijzigen. Voor een locatie kan de functie (de bestemming) bijvoorbeeld worden omgezet van agrarisch of kantoor naar wonen. Om te voorkomen dat een Bibob-onderzoek kan worden omzeild, is de Wet Bibob ook van toepassing op aanvragen om het omgevingsplan te wijzigen als het door die wijziging mogelijk zou zijn om een activiteit te verrichten zonder een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit.[13]
1.2 Vergunning van rechtswege
De inwerkingtreding van de Omgevingswet brengt nog een belangrijke wijziging mee. Onder de Wabo werd, indien de reguliere procedure van toepassing was, de vergunning van rechtswege verleend als niet binnen de termijn op de aanvraag werd beslist.[14] Dit is onder de Omgevingswet niet langer het geval.[15] De lex silencio positivo is voor omgevingsvergunningaanvragen per 1 januari 2024 vervallen. Ook bij aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, en de op grond van de Wabo geldende beslistermijn op 1 januari 2024 nog niet was verstreken, ontstaat bij overschrijding van de beslistermijn geen vergunning van rechtswege.[16]
2. Bibob-onderzoeken onder de Omgevingswet
Omgevingsvergunningen
Op omgevingsvergunningen wordt de Wet Bibob hetzelfde toegepast als voorheen. Omgevingsvergunningen kunnen worden geweigerd[17] of ingetrokken[18] indien sprake is van een ernstig gevaar dat deze worden gebruikt om crimineel voordeel te benutten (a-grond) of strafbare feiten te plegen (b-grond). De gevaarsconclusie komt tot stand op basis van de antecedenten van de betrokkene (vergunningaanvrager of -houder) en zijn relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid, aanhef en onder c van de Wet Bibob. Dit zijn degenen die leidinggeven aan de betrokkene (zoals de bestuurders van een BV), de zeggenschaphebbenden (zoals de aandeelhouders van een BV), de vermogensverschaffers en de (rechts)personen die tot de betrokkene in een zakelijk samenwerkingsverband staan.
Met betrekking tot de b-grond dient samenhang te bestaan tussen de strafbare feiten en de omgevingsvergunningactiviteiten.[19] Uit de rechtspraak blijkt dat bij het vaststellen van de mate van gevaar op de b-grond bij omgevingsvergunningen voor het bouwen van een bouwwerk niet alleen strafbare feiten kunnen worden betrokken die samenhangen met het bouwen zelf,[20] maar ook strafbare feiten die samenhangen met het (beoogd) gebruik van het gebouwde.[21]
Mogelijk heeft de eerdergenoemde knip die onder de Omgevingswet wordt gemaakt gevolgen voor de toepassing van het samenhangcriterium. Aangezien nu bij omgevingsvergunningen voor het bouwen van een bouwwerk een splitsing is gemaakt tussen een technische vergunning voor een bouwactiviteit en een ruimtelijke vergunning voor een omgevingsplanactiviteit, zou het bijvoorbeeld kunnen dat bepaalde bouwgerelateerde overtredingen wel samenhangen met een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit, maar niet met een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. Hoe dit in de praktijk uitwerkt, moet nog worden bezien.
Verder kan, net als voorheen, bij omgevingsvergunningen een ander dan de aanvrager als (tweede) betrokkene in de zin van de Wet Bibob worden aangemerkt indien diegene op grond van feiten en omstandigheden redelijkerwijs met de aanvrager van de omgevingsvergunning gelijk kan worden gesteld.[22] Dit is bijvoorbeeld het geval als de ander feitelijke zeggenschap heeft over en daadwerkelijke invloed heeft op de totstandkoming en het gebruik van het bouwwerk[23] of als er aanwijzingen zijn dat de aanvrager een stroman is en een ander het feitelijke belang bij de bouw heeft.[24]
Ook dient nog steeds een melding te worden gedaan bij het bevoegd gezag indien een omgevingsvergunning wordt overgedragen aan een ander, zodat dan de mogelijkheid bestaat een Bibob-onderzoek uit te voeren naar het risico op misbruik van de vergunning door de nieuwe aanvrager of houder van de omgevingsvergunning.[25]
Evenals onder de Wabo, bestaan nu met betrekking tot omgevingsvergunningaanvragen de reguliere en de uitgebreide procedure. De hoofdregel is nog steeds dat op aanvragen voor een omgevingsvergunning de reguliere procedure van toepassing is.[26] Ook is de beslistermijn bij de reguliere procedure gelijk gebleven: acht weken met een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal zes weken.[27] De uitgebreide procedure is bijvoorbeeld van toepassing op aanvragen voor een omgevingsvergunning voor bepaalde milieubelastende activiteiten.[28] Ook kan het bevoegd gezag bepalen dat de uitgebreide procedure van toepassing is op omgevingsvergunningaanvragen voor bepaalde buitenplanse omgevingsplanactiviteiten.[29] Wat betreft de uitgebreide procedure is de beslistermijn ook hetzelfde als voorheen, namelijk zes maanden met een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal zes weken.[30]
Aanvraag wijziging omgevingsplan
Een aanvraag om het omgevingsplan te wijzigen kan worden afgewezen indien een ernstig gevaar bestaat dat de wijziging van het omgevingsplan wordt gebruikt om crimineel voordeel te benutten (a-grond) of strafbare feiten te plegen (b-grond).[31] Wat betreft de b-grond dienen de strafbare feiten samen te hangen met de aangevraagde wijziging van het omgevingsplan.[32] In het omgevingsplan zijn regels opgenomen over het toegestane gebruik van gronden en gebouwen. Bij het bepalen van het gevaar op de b-grond worden daarom strafbare feiten betrokken die samenhangen met het (beoogd) gebruik van de locatie of met de activiteit waarvoor de wijziging wordt aangevraagd.
Een wijziging van een omgevingsplan op aanvraag is geen beschikking, maar een besluit van algemene strekking. Voor toepassing van de Wet Bibob wordt een wijziging van een omgevingsplan op aanvraag echter gelijkgesteld met een beschikking.[33] Dit maakt onder meer dat de aanvrager van een wijziging van een omgevingsplan de betrokkene is in de zin van de Wet Bibob. Daarnaast is het mogelijk om bij aanvragen voor wijziging van een omgevingsplan een extra betrokkene aan te merken.[34] Dat een omgevingsplan een besluit van algemene strekking is, maakt ook dat het verbinden van Bibob-voorschriften aan het omgevingsplan gezien de geheimhoudingsplicht van artikel 28 van de Wet Bibob moeilijk denkbaar is.
In principe besluit de gemeenteraad op een aanvraag tot wijziging van een omgevingsplan. De gemeenteraad kan de bevoegdheid tot het vaststellen van delen van het omgevingsplan echter ook delegeren aan het college van burgemeester en wethouders.[35] Als de gemeenteraad de Wet Bibob toepast en de resultaten daarvan bespreekt, dan zal dat gelet op de geheimhoudingsplicht naar onze mening in een besloten raadsvergadering moeten gebeuren.[36] Bij het afwijzen van een aanvraag om het omgevingsplan te wijzigen, moet de uitgebreide procedure gevolgd worden.[37]
3. Beleid
De veranderingen die de Omgevingswet meebrengt, maken dat gemeenten, provincies en waterschappen hun Bibob-beleid dienen aan te passen. In het Bibob-beleid wordt onder meer aangegeven in welke gevallen een Bibob-onderzoek plaatsvindt. Globaal kunnen wat dit betreft voor de vroegere omgevingsvergunningen de volgende opties worden onderscheiden, die ook onder de Omgevingswet mogelijk zijn. Zo kan zijn opgenomen dat alleen een Bibob-onderzoek wordt opgestart als de bouwsom boven een bepaalde financiële drempel, bijvoorbeeld €500.000 of €1.000.000, uitkomt. Daarnaast kan ervoor worden gekozen om een Bibob-onderzoek te verrichten bij bepaalde risicocategorieën of risicogebieden. Ook kan de Wet Bibob signaalgestuurd worden ingezet.
Gemeenten hebben in hun Bibob-beleid met betrekking tot aanvragen voor een omgevingsvergunning bouw (Wabo) dikwijls een financiële drempel neergelegd. Voor omgevingsvergunningaanvragen voor een bouwactiviteit (Omgevingswet) is dit ook mogelijk. De bouwkosten moeten bij een dergelijke aanvraag worden opgegeven.[38] Voor aanvragen voor een omgevingsplanactiviteit ligt een financiële drempel in het Bibob-beleid, vanwege de verscheidenheid aan activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit nodig kan zijn, minder voor de hand. Voor omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot het bouwen van een bouwwerk is een financiële drempel wel mogelijk.
Tot slot is het voor gemeenten nieuw om de Wet Bibob toe te kunnen passen op aanvragen om het omgevingsplan te wijzigen. Aangezien de gemeenteraad in principe het bevoegd gezag is om op een aanvraag tot wijziging van het omgevingsplan te beslissen, tenzij deze bevoegdheid gedelegeerd is aan het college van burgemeester en wethouders, dient de gemeenteraad het Bibob-beleid op dit punt mee vast te stellen.
De nieuwsbrief ontvangen?
Meld u zich dan onderaan de homepagina aan.
Bijlage | Toelichting veranderingen omgevingsvergunningen
Bouwactiviteit (technische omgevingsvergunning)
Een bouwactiviteit behelst het bouwen van een bouwwerk.[39] Onder de Wabo was in principe een omgevingsvergunning vereist, tenzij was aangegeven dat een bouwactiviteit vergunningvrij was. Onder de Omgevingswet wordt evenwel aangegeven wanneer het bouwen van een bouwwerk vergunningplichtig is.[40] Dit gebeurt in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).
In artikel 2.25 en 2.26 van het Bbl zijn bouwactiviteiten aangewezen die vergunningplichtig zijn. In artikel 2.27 van het Bbl zijn verschillende uitzonderingen opgenomen op de aanwijzing van vergunningplichtige bouwactiviteiten in artikel 2.25 en 2.26.
Een van deze uitzonderingen zijn bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1 van het stelsel van kwaliteitsborging.[41] Tegelijk met de Omgevingswet is de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen in werking getreden. Voor nieuwbouwactiviteiten die onder gevolgklasse 1 vallen, geldt niet langer een vergunningplicht, maar een meldingsplicht. Bij de gemeente dient vooraf een bouwmelding en voor ingebruikname een gereedmelding te worden gedaan.[42] Deze meldingen vallen niet onder het bereik van de Wet Bibob. Tijdens de bouw controleert een onafhankelijke kwaliteitsborger of het bouwwerk voldoet aan de bouwtechnische eisen. Onder gevolgklasse 1 vallen bijvoorbeeld eengezinswoningen en bedrijfshallen.[43]
Omgevingsplanactiviteit (ruimtelijke omgevingsvergunning)
Onder de Omgevingswet is geen sprake meer van bestemmingsplannen, maar van een omgevingsplan. Voor het gehele grondgebied van de gemeente wordt door de gemeenteraad één omgevingsplan vastgesteld. In het omgevingsplan worden regels opgenomen over de fysieke leefomgeving.[44] Hierbij gaat het onder meer over bouwwerken, infrastructuur, landschap en natuur.[45] Een omgevingsplan is daarmee breder dan een bestemmingsplan. Zo moeten ook vergunningplichten voor activiteiten die onderdelen van de fysieke leefomgeving wijzigen die zijn opgenomen in gemeentelijke verordeningen, bijvoorbeeld een vergunningplicht voor het maken van een uitweg in een APV, worden overgeheveld naar het omgevingsplan.[46]
Vanaf 1 januari 2024 hebben alle gemeenten een omgevingsplan.[47] Aangezien het voor een gemeenteraad tijd kost zelf een omgevingsplan vast te stellen, is dit in eerste instantie een omgevingsplan van rechtswege met een tijdelijk deel.[48] Dit tijdelijke deel bestaat onder meer uit bestemmingsplannen[49] en uit bepaalde regels die voorheen landelijk golden, de zogeheten bruidsschat.[50] In de bruidsschat zit bijvoorbeeld een vergunningplicht voor het verrichten van een bouwactiviteit en het in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk.[51] Door middel van deze vergunningplicht wordt de onder de Wabo bestaande toets van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk aan het bestemmingsplan voortgezet. Ook bevat de bruidsschat milieugerelateerde vergunningplichten.[52] Bij het vaststellen van het omgevingsplan bepalen gemeenteraden lokaal of en hoe zij de bruidsschatsonderwerpen regelen. Verder worden, zolang de benodigde overheveling van vergunningplichten in gemeentelijke verordeningen naar het omgevingsplan nog niet heeft plaatsgevonden, deze vergunningplichten aangemerkt als vergunningplichten voor een omgevingsplanactiviteit.[53] Gemeenteraden hebben tot 1 januari 2032 om zelf een omgevingsplan vast te stellen.[54]
In het omgevingsplan kan worden opgenomen dat voor bepaalde activiteiten een omgevingsvergunning nodig is.[55] Deze activiteiten zijn omgevingsplanactiviteiten. Onderscheid wordt gemaakt tussen binnenplanse en buitenplanse omgevingsplanactiviteiten. Als sprake is van een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat daarvoor een omgevingsvergunning is vereist en die activiteit niet in strijd is met het omgevingsplan, dan is sprake van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit. Van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit is sprake als een activiteit in strijd is met het omgevingsplan, ongeacht of voor die activiteit in het omgevingsplan een vergunningplicht is opgenomen.[56]
In de Omgevingswet is bepaald dat voor omgevingsplanactiviteiten, zowel binnenplanse als buitenplanse, in principe een omgevingsvergunning nodig is, tenzij sprake is van een uitzondering.[57] In artikel 2.29 van het Bbl is een aantal omgevingsplanactiviteiten opgenomen met betrekking tot bouwwerken die vergunningvrij zijn.[58]
Milieubelastende activiteit
Milieubelastende activiteiten zijn activiteiten die nadelige gevolgen kunnen veroorzaken voor het milieu.[59] Voor de meeste milieubelastende activiteiten gelden algemene regels. Alleen als dit uitdrukkelijk is bepaald, in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal),[60] is voor milieubelastende activiteiten een omgevingsvergunning nodig.[61] Vergunningplichtig zijn bijvoorbeeld het houden van meer dan 2.500 kippen,[62] het vergisten van dierlijke meststoffen in combinatie met afvalstoffen[63] en windparken met drie of meer windturbines.[64]
Onder de Wabo kon de Wet Bibob worden toegepast op omgevingsvergunningen voor milieuactiviteiten met betrekking tot inrichtingen. Het begrip milieubelastende activiteit is evenwel breder dan het begrip inrichting. Met de Omgevingswet komen er dan ook enerzijds nieuwe vergunningplichten bij, anderzijds vervallen er eerdere vergunningplichten.[65]
Omgevingsvergunningen op grond van een waterschapsverordening
Waterschappen dienen een waterschapsverordening (voorheen de keur) op te stellen waarin regels zijn neergelegd over het watersysteem binnen het beheergebied van het waterschap en over waterschapswegen, zoals wegen over dijken en kades.[66] In de waterschapsverordening kunnen vergunningplichten worden opgenomen waarvoor een omgevingsvergunning nodig is.[67] Hierbij kan het gaan om vergunningen voor diverse activiteiten, zoals lozingen op het oppervlaktewater, het aanleggen van een steiger en evenementen op het water.[68]
Tenzij waterschappen hun waterschapsverordening op 1 januari 2024 klaar hadden, hebben waterschappen vanaf die datum van rechtswege een waterschapsverordening.[69] Deze bestaat onder meer uit de keur en de wegen-, vaarwegen- en aansluitverordening. [70] Voor hierin opgenomen vergunningplichten is voortaan een omgevingsvergunning nodig waarop de Wet Bibob kan worden toegepast. Net als omgevingsplannen krijgen waterschapsverordeningen een bruidsschat.[71] De bruidsschat bevat vergunningplichten voor (overige) lozingen op oppervlaktewater en voor lozingen op een rioolwaterzuiveringsinstallatie.[72] Waterschappen hebben tot 1 januari 2026 om een waterschapsverordening vast te stellen.[73]
Voetnoten
[1] Artikel 2.20, eerste lid van de Wabo (voormalig).
[2] Artikel 5.31, eerste lid, aanhef en onder a van de Omgevingswet.
[3] Artikel 5.31, eerste lid, aanhef en onder b van de Omgevingswet.
[4] Artikel 5.31, eerste lid, aanhef en onder c van de Omgevingswet.
[5] Artikel 5.31, eerste lid, aanhef en onder d van de Omgevingswet.
[6] Artikel 4.19b, eerste lid van de Omgevingswet.
[7] Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo (voormalig).
[8] Artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo (voormalig).
[9] Artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo (voormalig).
[10] Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a van de Omgevingswet.
[11] Artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Omgevingswet.
[12] Omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo (voormalig).
[13] Artikel 4.19b, eerste lid van de Omgevingswet.
[14] Artikel 3.9, derde lid van de Wabo (voormalig); artikel 4:20b, eerste lid van de Awb.
[15] Artikel 16.64, vierde lid van de Omgevingswet.
[16] Artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
[17] Artikel 5.31, eerste lid van de Omgevingswet.
[18] Artikel 5.40, tweede lid, aanhef en onder d van de Omgevingswet.
[19] Artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a en derde lid, aanhef en onder a van de Wet Bibob.
[20] ABRvS 17 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2450, r.o. 9.1.
[21] ABRvS 11 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1207, r.o. 5.3.
[22] Artikel 5.31, tweede lid van de Omgevingswet. Dit artikellid is op grond van artikel 5.40, tweede lid, aanhef en onder d van de Omgevingswet van overeenkomstige toepassing bij intrekking van een omgevingsvergunning.
[23] ABRvS 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2238, r.o. 3.1; Kamerstukken II 2003/04, 29243, nr. 3, p. 4.
[24] Kamerstukken II 2003/04, 29243, nr. 7, p. 4.
[25] Artikel 5.37, tweede lid van de Omgevingswet.
[26] Artikel 16.62, eerste lid van de Omgevingswet.
[27] Artikel 16.64, eerste en tweede lid van de Omgevingswet.
[28] Artikel 16.65, eerste lid, aanhef en onder a van de Omgevingswet; artikel 10.24, eerste lid, aanhef en onder b tot en met e van het Omgevingsbesluit.
[29] Artikel 16.65, vierde lid van de Omgevingswet.
[30] Artikel 3:18, eerste en tweede lid van de Awb; artikel 16.66, derde lid van de Omgevingswet.
[31] Artikel 4.19b, eerste lid van de Omgevingswet.
[32] Artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a en derde lid, aanhef en onder a van de Wet Bibob.
[33] Artikel 1, zesde lid van de Wet Bibob.
[34] Artikel 4.19b, tweede lid van de Omgevingswet.
[35] Artikel 2.8 van de Omgevingswet.
[36] Zie hieromtrent artikel 23 van de Gemeentewet.
[37] Artikel 16.30, eerste lid van de Omgevingswet; Kamerstukken II 2013/14, 33962, nr. 3, p. 299.
[38] Artikel 7.6 van de Omgevingsregeling. Wel zal voor nieuwbouw, gelet op de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, al snel sprake zijn van een hoge bouwsom. Zie voor meer informatie over de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen de bijlage bij dit artikel.
[39] Onderdeel A van de Bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet. Onder bouwen wordt verstaan: plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten. Onder bouwwerk wordt verstaan: constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart.
[40] Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a van de Omgevingswet.
[41] Artikel 2.27, eerste lid, aanhef en onder a van het Bbl.
[42] Artikel 2.18, eerste lid (bouwmeldplicht) en artikel 2.21, eerste lid (gereedmeldplicht) van het Bbl.
[43] Informatiepunt Leefomgeving, ‘Bouwwerken in gevolgklasse 1’, www.iplo.nl/regelgeving/regels-voor-activiteiten/technische-bouwactiviteit/kwaliteitsborging/bouwwerken-gevolgklasse. Naast gevolgklasse 1, bestaan gevolgklasse 2 (bijvoorbeeld onderwijsgebouwen en gebouwen tot zeventig meter hoog) en gevolgklasse 3 (bijvoorbeeld ziekenhuizen en gebouwen hoger dan zeventig meter).
[44] Artikel 2.4 van de Omgevingswet.
[45] Artikel 1.2, tweede lid van de Omgevingswet.
[46] Artikel 2.7, eerste lid van de Omgevingswet; artikel 2.1, eerste lid van het Omgevingsbesluit.
[47] Artikel 4.6, eerste lid van de Invoeringswet Omgevingswet.
[48] Artikel 22.1 van de Omgevingswet.
[49] Artikel 4.6, eerste lid van de Invoeringswet Omgevingswet.
[50] Artikel 22.2, eerste lid van de Omgevingswet; Afdeling 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet.
[51] Artikel 22.26 van het omgevingsplan. Zie hiervoor artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingsrecht (Stb. 2020, 400).
[52] Zie bijvoorbeeld artikel 22.259 van het omgevingsplan. Zie hiervoor artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingsrecht (Stb. 2020, 400).
[53] Artikel 22.8 van de Omgevingswet. Op in gemeentelijke verordeningen verplicht gestelde vergunningen voor een inrichting of bedrijf kon de Wet Bibob overigens voorheen al worden toegepast op grond van artikel 7, eerste lid van de Wet Bibob.
[54] Artikel 22.4 en artikel 22.6, derde lid van de Omgevingswet; artikel 1, eerste lid van het KB van 10 juli 2023 (Stb. 2023, 267).
[55] Artikel 4.4, tweede lid van de Omgevingswet.
[56] Onderdeel A van de Bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet.
[57] Artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Omgevingswet.
[58] Het kan dus voorkomen dat ondanks dat in het omgevingsplan is bepaald dat voor een bepaalde activiteit een omgevingsvergunning nodig is, toch geen omgevingsvergunning nodig is. Ook indien een bouwactiviteit of een bouwwerk in strijd is met het omgevingsplan.
[59] Onderdeel A van de Bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet. Met uitzondering van lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk of wateronttrekkingsactiviteiten.
[60] Zie hiervoor Hoofdstuk 3 van het Bal.
[61] Artikel 5.2, tweede lid, aanhef en onder b van de Omgevingswet.
[62] Artikel 3.202, aanhef en onder e en artikel 3.200 van het Bal.
[63] Artikel 3.226, eerste lid, aanhef en onder b en artikel 3.225 van het Bal.
[64] Artikel 3.13 en artikel 3.11 van het Bal.
[65] Informatiepunt Leefomgeving, ‘Vergunningplicht milieubelastende activiteiten: belangrijkste veranderingen’, www.iplo.nl/regelgeving/regels-voor-activiteiten/toelichting-milieubelastende-activiteiten/activiteitenbesluit-bor-bal/vergunningplicht-milieubelastende-activiteiten.
[66] Artikel 2.5 van de Omgevingswet; Kamerstukken II 2013/14, 33962, nr. 3, p. 402.
[67] Artikel 4.4, tweede lid en artikel 5.3 van de Omgevingswet.
[68] Kamerstukken II 2020/21, 35764, nr. 3, p. 24.
[69] Artikel 4.7 en artikel 4.8 van de Invoeringswet Omgevingswet.
[70] Artikel 4.7, aanhef en onder a en onder 1 van de Invoeringswet Omgevingswet. Uitgezonderd in de keur opgenomen onderhoudsverplichtingen.
[71] Artikel 22.14, eerste lid van de Omgevingswet; Afdeling 7.2 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet.
[72] Artikel 2.61 en 2.62 van de waterschapsverordening. Zie hiervoor artikel 7.3 van het Invoeringsbesluit Omgevingsrecht (Stb. 2020, 400).
[73] Artikel 22.15 van de Omgevingswet; artikel 1, tweede lid van het KB van 10 juli 2023 (Stb. 2023, 267).