In het voorjaar van 2018 kondigde de minister van Justitie en Veiligheid een wijziging van de Wet Bibob aan. Dit wetsvoorstel (hierna: wetsvoorstel I) is nog niet aangenomen of er is inmiddels - in december 2019 - alweer een nieuw voorstel tot wijziging van de Wet Bibob in consultatie gegaan (hierna: wetsvoorstel II). In een aantal eerdere bijdragen bespraken wij reeds het eerste wetsvoorstel. Hieronder gaan we in op de stand van zaken en op de belangrijkste gevolgen van beide wijzigingsvoorstellen voor gemeenten en provincies.
1 . WAT IS DE STAND VAN ZAKEN?
Wetsvoorstel I wordt momenteel behandeld in de Tweede Kamer. Wetsvoorstel II is in consultatie gegaan. Er is tot 1 maart 2020 de gelegenheid om op wetsvoorstel II te reageren. Het zal dan ook nog de nodige tijd vergen, voordat de voorstellen door de Tweede en Eerste Kamer zijn aangenomen en in werking zijn getreden. Bovendien staat het uiteraard niet vast dat de voorgestelde wetswijzigingen in deze vorm ook daadwerkelijk de eindstreep halen.
2 . WAT WORDT ER GEREGELD MET DEZE WETSWIJZIGINGEN?
De kern van beide wetsvoorstellen bestaat ten eerste uit ruimere mogelijkheden van informatieverstrekking van opsporingsinstanties aan gemeenten en provincies in het kader van het eigen onderzoek. Ten tweede staat het delen van Bibob-informatie tussen gemeenten en provincies onderling centraal. Juist omdat beide aspecten een essentieel onderdeel vormen van de wetsvoorstellen, staan wij daarbij hierna uitgebreider stil. Aan andere wijzigingen, zoals de uitbreiding van het toepassingsbereik bij vastgoed, besteden we in deze bijdrage geen aandacht.
3 . WELKE INFORMATIE UIT GESLOTEN BRONNEN MAG DE GEMEENTE OF PROVINCIE IN HET KADER VAN HET EIGEN ONDERZOEK VERZAMELEN?
Gemeenten en provincies mogen in het kader van het eigen onderzoek op dit moment politie- (bijvoorbeeld informatie uit lopende strafrechtelijke onderzoeken) en justitiële (bijvoorbeeld veroordelingen en sepots) gegevens over de betrokkene raadplegen. De betrokkene is de directe relatie van de overheid, bijvoorbeeld de vergunningaanvrager -of houder of de partij waarmee een vastgoedtransactie is of wordt aangegaan. Als de betrokkene een rechtspersoon is, mag dezelfde informatie over de leidinggevenden (dat wil zeggen de bestuurders) worden opgevraagd. Over andere relaties mag nu geen informatie worden geraadpleegd en zijn gemeenten aangewezen op een adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob.
In wetsvoorstel I wordt (via het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens) geregeld dat gemeenten en provincies justitiële gegevens over andere partijen dan de betrokkene en diens bestuurders mogen verzamelen, namelijk over :
- degene die leiding geeft aan de betrokkene (bijvoorbeeld de bestuurders van een BV);
- degene met zeggenschap (bijvoorbeeld de aandeelhouders van een BV);
- de vermogensverschaffers;
- degene die op de aanvraag als leidinggevende of beheerder wordt vermeld en
- de achterman in een stromanconstructie. Indien de gemeente of provincie beschikt over gegevens die erop duiden dat er sprake is van een stromanconstructie, mag men justitiële informatie opvragen over degene die “redelijkerwijs met de betrokkene gelijk gesteld kan worden op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene”.
In wetsvoorstel II wordt geregeld dat de de Belastingdienst desgevraagd of uit eigen beweging de gemeente of provincie informatie kan verstrekken over opgelegde fiscale vergrijpboetes (waarbij derhalve sprake is van opzet of grove schuld). Dit betreft dezelfde personen als in de hiervoor genoemde opsomming.
4. WAARMEE MOET IK REKENING HOUDEN BIJ HET VERZAMELEN VAN DEZE INFORMATIE?
Het is van belang dat u goed de rollen van de diverse rechts- en natuurlijke personen vaststelt om te beoordelen welke informatie u over hen mag opvragen. De minister maakt het u daarbij niet eenvoudiger door af te wijken van de in de Wet Bibob gebruikelijke categorieën, namelijk de betrokkene en diens relaties (leidinggever, zeggenschaphebber, vermogensverschaffer en het zakelijk samenwerkingsverband). De termen betrokkene, leidinggever, zeggenschaphebber en vermogensverschaffer komen ook in dit verband terug, het zakelijk samenwerkingsverband echter niet. In plaats daarvan wordt informatiedeling beperkt tot twee bijzondere categorieën van het zakelijk samenwerkingsverband, namelijk de achterman in een stromanconstructie en degene die op de vergunning als leidinggevende of beheerder wordt vermeld.
IK BEN DE DRAAD INMIDDELS BEHOORLIJK KWIJT. WILLEN JULLIE ALLES NOG EENS OP EEN RIJ ZETTEN?
Natuurlijk! Als beide voorstellen uiteindelijk worden aangenomen, ontstaat de volgende situatie:
- betrokkene (bijvoorbeeld vergunningaanvrager): politiegegevens, justitiële informatie en fiscale vergrijpboetes;
- leidinggever (meestal de bestuurder): idem betrokkene indien betrokkene een rechtspersoon is.
- zeggenschaphebber (meestal de aandeelhouder): justitiële gegevens en fiscale vergrijpboetes;
- vermogensverschaffer: idem zeggenschaphebber;
- degene die als leidinggevende of beheerder op de vergunning wordt vermeld: idem zeggenschaphebber;
- de achterman in een stromanconstructie: idem zeggenschaphebber.
5. WIE MAG WIE TIPPEN?
De wetsvoorstellen regelen ook dat er meer tips, vergelijkbaar aan de inmiddels bekende OM-tip, kunnen worden verstrekt. Op dit moment mag alleen de officier van justitie de gemeente of provincie adviseren het LBB om een advies te verzoeken. Dat mag hij, als hij over informatie beschikt dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten. Zie hier voor meer informatie. Algemeen geaccepteerd in de jurisprudentie is inmiddels dat de officier van justitie die tip niet uit eigen initiatief hoeft te verstrekken. Indien de gemeente of provincie vermoedt dat de betrokkene of zijn zakelijke relaties strafbare feiten hebben gepleegd, dan kan het de officier ook verzoeken om na te gaan of hij over gegevens beschikt die een tip rechtvaardigen.
In wetsvoorstel I wordt in artikel 11 geregeld dat het LBB de gemeente of de provincie kan tippen als het weet dat die betrokkene daar actief is. In wetsvoorstel II wordt vervolgens in artikel 26 geregeld dat gemeenten en provincies elkaar onderling kunnen tippen. Naar onze mening moet worden aangenomen dat dergelijke tips ook op verzoek kunnen worden uitgebracht, gelijk aan de OM-tip.
6. GEMEENTEN EN PROVINCIES MOGEN ONDERLING BIBOB-INFORMATIE MET ELKAAR DELEN, MAAR HOE WERKT DAT?
Op Bibob-informatie rust op grond van artikel 28 een geheimhoudingsverplichting die het op dit moment niet toestaat dat gemeenten en provincies onderling Bibob-informatie (zoals het Bibob-advies of informatie uit de Bibob-vragenlijst) met elkaar delen. De minister vindt dat onwenselijk, omdat criminelen handig gebruik maken van het feit dat gemeenten hun onderzoeksbevindingen niet met elkaar mogen delen en via schijnconstructies alsnog een vergunning kunnen krijgen in de ene gemeente, terwijl zij in een andere zijn afgewezen. Om dat te voorkomen maakt de minister het mogelijk dat Bibob-informatie nu wel onderling verstrekt mag worden. Dat mag alleen niet zonder meer. Uit één of meerdere in de wet genoemde bronnen zal moeten blijken dat de verstrekkende instantie over die gegevens beschikt. Dat kan blijken uit RIEC-verband, uit het zogenaamde artikel 11a bericht van het LBB (dat overigens ook ingrijpend wordt verbeterd) of uit een tip van een andere gemeente.
Wij verduidelijken deze voorwaarde aan de hand van een voorbeeld. Stel dat gemeente X Bibob-onderzoek verricht naar een persoon van wie men vermoedt dat hij ook in gemeente Y actief is. Gemeente X wil weten of gemeente Y over Bibob-gegevens (bijvoorbeeld informatie over stromanconstructies of een LBB-advies) beschikt die interessant zijn voor het eigen onderzoek. Gemeente X kan nu:
- op grond van artikel 11a het LBB vragen of er over deze persoon eerder een advies is verstrekt;
- aan het RIEC of de RIEC partners vragen of de persoon bij hun bekend is, indien gemeente Y onder hetzelfde RIEC valt;
- op grond van artikel 26 aan gemeente Y vragen of het een tip kan verstrekken.
Krijgt gemeente X uit een van deze bronnen een bevestigend signaal, dan mag gemeente Y de Bibob-gegevens verstrekken aan gemeente X. Gemeente Y kan uiteraard ook uit eigen beweging de tip verstrekken aan gemeente X, indien gemeente Y weet dat die persoon in gemeente X actief is en in relatie staat tot strafbare feiten.
TOT SLOT
Beide wetsvoorstellen bieden gemeenten meer mogelijkheden om het eigen onderzoek vorm te geven, een ontwikkeling die wij van harte toejuichen. De wijze waarop dat nu wordt geregeld, maakt het er voor gemeenten en provincies echter niet eenvoudiger op. Daarvoor is kennis van de diverse rollen binnen het onderzoek van groot belang. Wij kunnen u hierover verder informeren in het kader van onze cursussen. Bent u daarin geïnteresseerd, schroom dan niet om contact op te nemen.