IJzerman Background Image

Wijzigingen tweede tranche Wet Bibob op een rij

Op 1 oktober 2022 is de zogeheten tweede tranche van de wijziging van de Wet Bibob in werking getreden.[1] De eerste tranche was op 1 augustus 2020 al in werking getreden. Hierin werd vooral voorzien in een betere informatiepositie van gemeenten en provincies.[2] De voornaamste wijziging van de tweede tranche betreft het mogelijk maken van informatiedeling tussen gemeenten en provincies onderling. Daarnaast is onder meer het toepassingsbereik van de Wet Bibob uitgebreid en kunnen de Belastingdienst en het LBB meer informatie met gemeenten en provincies delen. Hieronder zetten we de belangrijkste wijzigingen op een rij.

Woord vooraf

De Bibob-conclusie komt tot stand op basis van de antecedenten van de betrokkene[3] en zijn relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid onder c van de Wet Bibob. Dit zijn degenen die leidinggeven aan de betrokkene (zoals de bestuurders van een BV), de zeggenschaphebbenden (zoals de aandeelhouders van een BV), de vermogensverschaffers en de personen die tot de betrokkene in een zakelijk samenwerkingsverband staan.

De rol die een (rechts)persoon vervult in het Bibob-onderzoek is ook van belang voor de onderdelen van deze wetswijziging met betrekking tot informatiedeling. De wetgever hanteert in dat kader echter een iets andere indeling. Hoewel de betrokkene en zijn relaties ook hier terugkomen, wordt de categorie van het zakelijk samenwerkingsverband niet genoemd. Daarvoor in de plaats wordt gesproken over (kort gezegd) de leidinggevende op de vergunning en de “achterman” in een schijnconstructie. De belangrijkste consequentie van deze andere indeling is dat over personen die in een openlijk zakelijk samenwerkingsverband tot de betrokkene staan, geen informatie mag worden gedeeld. Hoe dan ook is het van belang dat steeds wordt bepaald welke rol een (rechts)persoon in het Bibob-onderzoek vervult, om vast te stellen over wie gegevens mogen worden gedeeld.

Informatieverstrekking tussen Bibob-toepassende overheden onderling

De geheimhoudingsplicht van artikel 28 van de Wet Bibob stond eerder in de weg aan het onderling delen van Bibob-informatie tussen Bibob-toepassende overheden. Op deze geheimhoudingsplicht is een nieuwe uitzondering gemaakt om dit mogelijk te maken.[4]

De wetgever komt met deze mogelijkheid tegemoet aan een grote wens van gemeenten en provincies. Op deze manier kan bijvoorbeeld het zogeheten waterbedeffect worden voorkomen. Een waarschuwing vooraf is echter op zijn plaats. De wetgever heeft gekozen voor een complex, foutgevoelig systeem, terwijl een vergissing aanzienlijke gevolgen kan hebben. Zou een gemeente onrechtmatig Bibob-gegevens verstrekken aan een andere gemeente, dan levert dat een schending van de geheimhoudingsplicht op. Dit resulteert mogelijk in een strafbaar feit, een civielrechtelijke onrechtmatige daad en een boete van de Autoriteit Persoonsgegevens. Het is daarom belangrijk dat gemeenten en provincies zorgvuldig beoordelen in hoeverre zij gegevens kunnen delen. Om hen hierin te ondersteunen, brengen wij op later moment een handleiding over informatiedeling uit.

Om onderling Bibob-informatie te mogen delen, dient aan een aantal voorwaarden te worden voldaan. Allereerst moet voor de verkrijgende gemeente of provincie bekend zijn dat een andere gemeente of provincie eerder Bibob-onderzoek heeft verricht naar dezelfde (rechts)persoon. Dit moet blijken uit een artikel 11a-bericht (waarover hierna meer), een OM-tip dan wel tip van een andere gemeente of provincie (waarover hierna ook meer), of uit RIEC-verband.

Daarnaast mag alleen informatie worden verstrekt over (rechts)personen die in het eigen onderzoek van de verkrijgende gemeente of provincie zijn aangemerkt als:

  • betrokkene;
  • leidinggevende;
  • zeggenschaphebbende;
  • vermogensverschaffer;
  • degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;[5]
  • degene die redelijkerwijs met de betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene.[6]

De verstrekkende gemeente of provincie mag dus niet (zomaar) het gehele eigen onderzoek of LBB-advies verstrekken, maar alleen het deel dat over een van deze (rechts)personen gaat. Over deze (rechts)personen mag verder mag alleen informatie worden verstrekt die de verkrijgende gemeente of provincie zelf ook zou kunnen verkrijgen middels eigen onderzoek of LBB-advies.

Ook mag de verstrekkende gemeente of provincie alleen informatie verstrekken die maximaal vijf jaar geleden is verkregen uit eigen onderzoek of LBB-advies.

Artikel 11a-bericht (informatieverstrekking over gevaarsconclusies)

Het artikel 11a-bericht is verruimd. Op grond van het oude artikel 11a-bericht kon een gemeente of provincie aan het LBB vragen of over een betrokkene in de voorgaande twee jaar een advies was uitgebracht en zo ja, wat de gevaarsconclusie was.

Vanaf 1 oktober 2022 is het artikel 11a-bericht niet langer beperkt tot de betrokkene. Tot dan toe deelde het LBB alleen een gevaarsconclusie over een (rechts)persoon die zowel in het huidige Bibob-onderzoek als in het eerder uitgebrachte advies als betrokkene was aangemerkt. Nu kan het LBB gevaarsconclusies delen over (rechts)personen die eerder als betrokkene of Bibob-relatie zijn aangemerkt en (vermoedelijk) door hen gepleegde strafbare feiten toen ten grondslag zijn gelegd aan de conclusie ernstig gevaar of mindere mate van gevaar. Daarbij dient de betreffende (rechts)persoon in het huidige Bibob-onderzoek te zijn aangemerkt als betrokkene, leidinggevende, zeggenschaphebbende, vermogensverschaffer, leidinggevende/beheerder op de (beoogde) vergunning of achterman in een stromanconstructie.

Over (rechts)personen die in het huidige Bibob-onderzoek in een open zakelijk samenwerkingsverband staan tot de betrokkene, anders dan als leidinggevende/beheerder op de (beoogde) vergunning, worden dus geen eerdere gevaarsconclusies verstrekt, ongeacht of een eerdere gevaarsconclusie (mede) is gebaseerd op (vermoedelijk) door hen gepleegde strafbare feiten.

Daarnaast is artikel 11a van de Wet Bibob uitgebreid doordat niet meer alleen informatie wordt verstrekt over door het LBB getrokken gevaarsconclusies, maar ook over zelfstandig door gemeenten en provincies getrokken gevaarsconclusies. Hiertoe is de meldplicht van artikel 7a, zevende lid van de Wet Bibob ingevoerd. Het artikel 11a-bericht ziet overigens enkel op de gevaarsconclusie, niet op of vervolgens een vergunning is geweigerd of ingetrokken of aan een vergunning voorschriften zijn verbonden.

Verder is de terugkijktermijn verlengd. Voorheen betrof het artikel 11a-bericht informatieverstrekking over gevaarsconclusies die maximaal twee jaar oud waren. Dat is nu vijf jaar.

Als het LBB informatie verstrekt over een eerder getrokken conclusie ernstig gevaar of mindere mate van gevaar, dan verstrekt het ook een aantal gegevens, waaronder welke gemeente of provincie het advies heeft aangevraagd/het eigen onderzoek heeft verricht waarop de gevaarsconclusie is gebaseerd. Zo weet de gemeente of provincie die om een artikel 11a-bericht vraagt bij welke andere gemeente of provincie zij moet zijn voor eventuele inhoudelijke informatieverstrekking op grond van artikel 28, tweede lid onder m van de Wet Bibob.

Ook indien geen advies is uitgebracht, omdat het Bibob-onderzoek na de adviesaanvraag om welke reden dan ook is gestopt, kon het LBB een gemeente of provincie op grond van het oude artikel 11a wel berichten dat een adviesaanvraag in behandeling was genomen. In het nieuwe artikel 11a-bericht wordt ook vermeld of over de betrokkene in de afgelopen vijf jaar door een gemeente of provincie bij het LBB is gemeld dat zij redelijkerwijs vermoedt dat de betrokkene zich vanwege toepassing van de Wet Bibob heeft teruggetrokken uit de procedure. Om dit mogelijk te maken, wordt de meldplicht van artikel 7a, achtste lid van de Wet Bibob ingevoerd.

De informatie op grond van artikel 11a kan worden verkregen via het Bibob-register van het Landelijk Bureau Bibob.

Tipbevoegdheid bestuursorganen

Naast het LBB en het OM hebben gemeenten en provincies vanaf 1 oktober 2022 ook een tipbevoegdheid. Als zij beschikken over gegevens die erop duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten, dan kunnen ze een andere gemeente of provincie tippen dat toepassing van de Wet Bibob raadzaam is. In de tip wordt de betrokkene dan wel Bibob-relatie genoemd en wordt gewezen op de mogelijkheid een Bibob-onderzoek te starten. Voor een tip is niet nodig dat een gevaarsconclusie is getrokken.[7]

Een OM-tip kan blijkens jurisprudentie worden uitgelokt. Aangezien de tipbevoegdheid voor gemeenten en provincies in hetzelfde artikel is geregeld als de tipbevoegdheid voor het OM, geldt dit naar onze mening ook voor deze tipbevoegdheid.

Meldplichten

Vanaf 1 oktober 2022 zijn zoals gezegd twee meldplichten ingevoerd. Allereerst moeten gemeenten en provincies het bij het LBB melden indien zij zelfstandig, zonder advies van het LBB, tot de conclusie ernstig gevaar of mindere mate van gevaar komen. De gemeente of provincie moet dit melden na de bekendmaking van een besluit. Bij een voornemen hoeft nog geen melding bij het LBB te worden gedaan.[8] Bij een melding dient de gemeente of provincie onder meer ook aan te geven wie de betrokkene is en van welke (rechts)personen (vermoedelijk) door hen gepleegde strafbare feiten aan de gevaarsconclusie ten grondslag zijn gelegd. Ook indien de gevaarsconclusie later vervalt, bijvoorbeeld na een bezwaarprocedure, moet dat aan het LBB worden doorgeven.[9]

Verder moeten gemeenten en provincies het bij het LBB melden indien zij redelijkerwijs vermoeden dat een betrokkene zich uit de procedure heeft teruggetrokken vanwege toepassing van de Wet Bibob.[10]

Fiscale gegevensverstrekking

Met betrekking tot politie en justitiële gegevens is bij de wetswijzigingen van 2013 en 2020 al in een expliciete wettelijke grondslag voorzien voor gegevensverstrekking over bepaalde (rechts)personen. Hetzelfde gebeurt met de tweede tranche voor het verstrekken van fiscale gegevens door de Belastingdienst aan gemeenten en provincies ten behoeve van het eigen onderzoek.

De verstrekking van fiscale gegevens ingevolge artikel 7c van de Wet Bibob is beperkt tot op grond van de AWR opgelegde vergrijpboetes. Bij een vergrijpboete dient, anders dan bij een verzuimboete, sprake te zijn van opzet of grove schuld.

Gemeenten en provincies mogen bij de Belastingdienst fiscale gegevens opvragen over dezelfde (rechts)personen als waarover justitiële gegevens mogen worden opgevraagd, namelijk over de betrokkene, leidinggevende, zeggenschaphebbende, vermogensverschaffer, leidinggevende/beheerder op de (beoogde) vergunning of achterman in een stromanconstructie.

Uitbreiding toepassingsbereik

Het toepassingsbereik van de Wet Bibob is op een aantal punten uitgebreid.

Vergunningen

Omgevingsvergunningen bouw en milieu vielen al onder het toepassingsbereik van de Wet Bibob. Vanaf 1 oktober 2022 is het ook mogelijk de Wet Bibob toe te passen op een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk dat geen bouwwerk is of van werkzaamheden.[11]

Vastgoedtransacties

Sinds de eerste tranche kon de Wet Bibob al worden toegepast op de toestemming voor de overdracht van erfpacht en met de tweede tranche ook op een door een gemeente of provincie bedongen toestemmingsvereiste voor de vervreemding van opstal.[12]

Verder kan de Wet Bibob vanaf 1 oktober 2022 ook worden gebruikt bij kettingbedingen. Een gemeente of provincie kan bij de verkoop van grond of een pand overeenkomen dat de koper en al zijn rechtsopvolgers toestemming nodig hebben van de verkopende gemeente of provincie om de grond of het pand in eigendom over te dragen of een zakelijk recht op de grond of het pand te vestigen, overdragen of wijzigen. Op deze benodigde toestemming kan de Wet Bibob worden toegepast.[13]

Aanbestedingen

Met de inwerkingtreding van de tweede tranche kan de Wet Bibob worden aangewend voor bepaalde SAS-diensten die eerder nog niet onder het toepassingsbereik van de Wet Bibob vielen. SAS-diensten zijn sociale en andere specifieke diensten. SAS-diensten waarbij sprake is van een overheidsopdracht in de zin van de Aanbestedingswet, vielen al onder de reikwijdte van de Wet Bibob. De Wet Bibob kan straks ook worden gebruikt als gemeenten jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning inkopen door middel van een (semi) open house-procedure of toelatingsprocedure. Bij een dergelijke procedure stelt de gemeente voorwaarden vast en sluit de gemeente een overeenkomst met elke ondernemer die de zorg tegen deze voorwaarden wil leveren. Dan is geen sprake van een overheidsopdracht in de zin van de Aanbestedingswet, maar wel in de zin van de Wet Bibob.[14]

Hergebruik Bibob-informatie

Met de wetswijziging eerste tranche is in artikel 29 van de Wet Bibob de termijn waarin gemeenten en provincies een LBB-advies kunnen hergebruiken verlengd van twee tot vijf jaar.

Met de wetswijziging tweede tranche is geregeld dat niet alleen LBB-adviezen kunnen worden hergebruikt, maar ook eigen onderzoeksbevindingen en gegevens die daaraan ten grondslag liggen. Verder is geregeld dat de termijn van vijf jaar ziet op de tijd na het doen van de eigen onderzoeksbevindingen of het uitbrengen van het LBB-advies.

Als een gemeente of provincie bijvoorbeeld met een andere gemeente of provincie Bibob-informatie deelt die vier jaar oud is, dan kan de verkrijgende gemeente of provincie die informatie nog één jaar hergebruiken. Dat Bibob-informatie mag worden hergebruikt, betekent echter niet dat van deze informatie zonder meer mag worden uitgegaan. De gemeente of provincie zal altijd na moeten gaan of de informatie nog actueel is.

Omgevingswet

In de wetswijziging tweede tranche wordt in de Wet Bibob op twee plaatsen verwezen naar de Omgevingswet en wordt de Omgevingswet zelf ook gewijzigd. De betreffende bepalingen zijn op 1 oktober 2022 nog niet in werking getreden, aangezien de Omgevingswet nog niet in werking is getreden. Op deze punten zal daarom in een latere bijdrage worden ingegaan.

Afsluiting

Vanaf 1 oktober 2022 is de Wet Bibob op de volgende punten gewijzigd:

  • Gemeenten en provincies kunnen onderling onder bepaalde voorwaarden Bibob-informatie delen.
  • De met het artikel 11a-bericht geregelde informatieverstrekking over gevaarsconclusies door het LBB is uitgebreid.
  • Gemeenten en provincies kunnen elkaar tippen dat het raadzaam is een Bibob-onderzoek te starten naar een bepaalde betrokkene of Bibob-relatie.
  • Gemeenten en provincies moeten het bij het LBB melden als zij zelfstandig tot een ernstige of mindere mate van gevaar komen en als zij redelijkerwijs vermoeden dat een betrokkene zich vanwege toepassing van de Wet Bibob terugtrekt uit een procedure.
  • De Wet Bibob heeft een expliciete wettelijke grondslag voor het verstrekken van gegevens over fiscale vergrijpboetes over de betrokkene en bepaalde Bibob-relaties door de Belastingdienst aan gemeenten en provincies ten behoeve van het eigen onderzoek.
  • De Wet Bibob kan ook worden toegepast op de toestemming voor de overdacht van een opstalrecht, op de toestemming voor eigendomsoverdracht of het vestigen, overdragen of wijzigen van een zakelijk recht ten aanzien van een registergoed waarop een kettingbeding rust, op de inkoop van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning door middel van een (semi) open house-procedure of toelatingsprocedure en op de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk dat geen bouwwerk is of van werkzaamheden.
  • Zowel eigen onderzoeksbevindingen als LBB-adviezen kunnen vijf jaar na doen/uitbrengen worden hergebruikt.

De nieuwsbrief ontvangen?

Meld u zich dan onderaan de homepagina aan. U ontvangt dan een bericht als wij een nieuw artikel op onze website plaatsen.

Voetnoten

[1] Stb. 2022, 367.

[2] De woorden “gemeenten en provincies” zijn volledig noch nauwkeurig. De Wet Bibob wordt toegepast door bestuursorganen van gemeenten, provincies en de staat bij vergunningen en subsidies en door rechtspersonen met een overheidstaak (zoals de staat, provincies, gemeenten, de politie en waterschappen). Om te voorkomen dat wij steeds deze opsomming moeten vermelden en daarmee ter bevordering van de leesbaarheid van dit artikel, kiezen we voor de termen gemeenten en provincies.

[3] Bijvoorbeeld de vergunningaanvrager.

[4] Artikel 28, tweede lid onder m van de Wet Bibob.

[5] Hierna: leidinggevende/beheerder op de (beoogde) vergunning.

[6] Hierna: achterman in een stromanconstructie.

[7] Artikel 26 van de Wet Bibob.

[8] Kamerstukken II 2020/21, 35764, nr. 3, p. 8.

[9] Artikel 7a, zevende lid van de Wet Bibob.

[10] Artikel 7a, achtste lid van de Wet Bibob.

[11] Artikel 2.20, eerste lid van de Wabo; Kamerstukken II 2021/22, 35764, nr. 16 (Amendement van het lid Bikker over het onder de werking van de wet brengen van de aanlegvergunning).

[12] Artikel 1, eerste lid van de Wet Bibob (definitie vastgoedtransactie onder 5).

[13] Artikel 1, eerste lid van de Wet Bibob (definitie vastgoedtransactie onder 6); Kamerstukken II 2021/22, 35764, nr. 11 (Amendement van de leden Michon-Derkzen en Palland over de mogelijkheid van een Bibob-onderzoek naar de verkrijger van voormalig overheidsvastgoed waarop een kettingbeding rust).

[14] Artikel 1, vierde lid onder b van de Wet Bibob; Kamerstukken II 2021/22, 35764, nr. 9 (Amendement van de leden Palland en Bikker over het onder de wet brengen van bepaalde SAS-diensten).

Scroll