IJzerman Background Image

De Afdeling bevestigt: schijnconstructie kwalificeert als oplichting

De Afdeling bevestigt: schijnconstructie kwalificeert als oplichting

Eerder schreven we al dat de rechtbank Midden-Nederland had geoordeeld dat een schijnconstructie kan kwalificeren als oplichting (artikel 326 WvSr). De vergunning in die zaak kon daarom worden ingetrokken vanwege een strafbaar feit ter verkrijging of behoud van de vergunning (artikel 3, zesde lid van de Wet Bibob).

De vraag resteerde “wat de Afdeling daarvan zou vinden”. Die vraag is inmiddels beantwoord; de Afdeling gaat erin mee. De betreffende uitspraak is wat lastig leesbaar, omdat er meerdere zaken door elkaar heen lopen. De belangrijkste rechtsoverweging voor de Bibob-praktijk is 18.2:

De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college heeft kunnen oordelen dat de gebleken feiten en omstandigheden redelijkerwijze doen vermoeden dat ter verkrijging van de vergunning strafbare feiten zijn gepleegd, te weten valsheid in geschrift (artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht), dan wel oplichting (artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht). Zij heeft daarbij kunnen betrekken dat uit bibob-onderzoek is gebleken dat [partij] het pand op het perceel zelf heeft aangekocht en dit via een schijnconstructie heeft doorverkocht aan Seminarie B.V., waarin hij toen ook de zeggenschap had, kennelijk met het doel om zijn eigen betrokkenheid bij het project te verhullen.

Opvallend is dat de Afdeling (net als in een recente uitspraak) aan het gevaar op de a- en de b-grond niet toekomt; de strafbare feiten ter verkrijging van de vergunning volstonden. De echte winst voor de praktijk is echter gelegen in het oordeel dat oplichting ter verkrijging of behoud van de vergunning kan leiden tot een weigering of intrekking daarvan. Dat dit bij valsheid in geschrifte kon, was al enige tijd bekend. Valsheid in geschrifte is bij een schijnconstructie soms echter moeilijk aannemelijk te maken, omdat de papieren werkelijkheid op zichzelf klopt (hoewel dat in deze zaak duidelijk niet het geval was). Ook in de gevallen waarin die papieren werkelijkheid in orde is, kan nog steeds een persoon (met antecedenten) buiten beeld worden gehouden. Deze uitspraak biedt de overheid in dat geval de mogelijkheid om die schijnconstructie als (vermoeden van) oplichting te kwalificeren en de vergunning op grond daarvan te weigeren of in te trekken. Die schijnconstructie dient uiteraard wel nog steeds voldoende te worden gemotiveerd.

Scroll